De twee kluizenaars Benigno en Caro leefden tussen de 8ste en de 9de eeuw en zij kozen ervoor om zich terug te trekken in de bergen boven Malcesine. In het gebied stonden ze bekend om hun heiligheid. Pipino, de zoon van Carlo Magno, riep hun hulp in om de stoffelijke resten van San Zeno over te brengen naar een nieuwe kerk in Verona. Volgens de legende mislukte dit transport jammerlijk. Het verzoek van Pipino is gedocumenteerd in twee oude manuscripten. De twee kluizenaars stierven in 808. Niet veel later werd er een kerk gebouwd ter ere van Benigno en Caro. De kerk werd voor het eerst officieel genoemd in een document dat stamt uit 1920. De stoffelijke resten van San Oliveta werden in 1765 onder het altaar gevonden.